Uit Lao Zi, het boek van de Tao en de innerlijke kracht, Vertaald door Kirstofer Schipper

WATER

Het water wedijvert niet, maar bereikt alles door zijn zachtheid. Ook neemt het steeds de laagste en minderwaardigste plaats in, en in dat opzicht staat water het dichtst bij de Tao.

Het confucianisme gebruikt de metafoor van het water in precies de tegengestelde betekenis. Zo zegt Zigong, een van de voornaamste volgelingen van Kong Zi:

‘Een heer van stand heeft er een hekel aan om benedenstrooms bij het water te verblijven, waar alle vuiligheid van de wereld zich verzamelt.’ (Analecta, 19:20)

Dit mogen we dan weer vergelijken met de beroemde passage in de Zhuangzi (22:v1), waar gezegd wordt dat de Tao zich waar dan ook bevindt, zelfs in onze uitwerpselen. Alles heeft zijn eigen deugdzaamheid: de aarde om te wonen, de diepe stilte voor ons denken, de hemel als belangeloze gever.

Te zijn als water, dat is het allerbeste.

Water doet alle dingen goed, zonder te wedijveren. De massa veracht zijn nederige plaats.

Juist daarom is water zo dicht bij de Tao.

Om te wonen is land het meest geschikt.
Voor het denken is diepte het beste.
In het schenken is niets beter dan de hemel.
In het spreken gaat er niets boven oprechtheid.
Voor het regeren, orde.
In het werk telt bekwaamheid het meest.

Om iets te ondernemen moet je het juiste moment kiezen.
Ga alleen nooit wedijveren!
Dan blijf je zonder blaam.